Door mensen met dementie meer te ondersteunen en meer dingen zelf te laten doen, behouden ze langer de regie over hun leven. Het kost soms meer tijd, meer hulp en aansturing, maar het is niet onmogelijk. Hoe werk en privé soms samengaan, blijkt als ook haar oma de diagnose dementie krijgt.
Het is geen voor de hand liggende keuze om als twintiger toegepaste gerontologie te gaan studeren. Lucan wist wel dat ze in de ouderenzorg wilde werken, maar de zorg aan bed zag ze zichzelf niet doen. Via de Keuzewijzer kwam ze uit bij toegepaste gerontologie. “Op de psychogeriatrische (pg) afdeling van woonzorgcentrum Lenculenhof is mijn interesse in dementie ontstaan. Mensen met dementie vertonen soms ander gedrag en daar moet je natuurlijk aan wennen. Langzaam leer je de bewoners beter kennen en daarmee ook het ziektebeeld dementie. Ik zag hoe collega’s daarmee omgingen en begon ook steeds meer de mens achter de dementie te zien. Dat was het punt waarop ik me realiseerde dat ik met mensen met dementie wilde blijven werken. Zij kunnen op verschillende momenten van de dag verschillend gedrag vertonen. Ondanks de mindere momenten hebben ze gelukkig ook goede momenten. In zo’n goed moment zijn ze dankbaar, dat zie ik als een van de waardevolle pluspunten van het werk.’’
MEER VRIJHEID VOOR MENSEN MET DEMENTIE THUIS EN IN HET WOONZORGCENTRUM
Hoe denkt Lucan daar als casemanager over? “Dementie is een ziekte die per dag en per moment kan verschillen. Opsluiten is natuurlijk niet goed. Terug naar vroeger toen mensen vastgebonden werden, wil je natuurlijk niet. Ik merk dat familie en mantelzorgers van cliënten die ik begeleid soms nog huiverig zijn als er gesproken wordt over een opname. Het schrikbeeld dat vader of moeder alleen in een hoekje van een lege kamer zit en niemand naar hen omkijkt, bestaat nog steeds. Toen ik bij Lenculenhof werkte, gingen wij met de bewoners naar buiten, juist om te voorkomen dat ze alleen maar binnen bleven. Een kwestie van een of twee mensen meenemen en de volgende keer weer twee anderen, want de zorg heeft gewoon te weinig tijd om regelmatig met iedereen naar buiten te gaan. Familieleden kunnen dat overigens ook doen. Dat sommige bewoners met een GPS-tracker naar buiten gaan, heeft veel voordelen. Het opgesloten gevoel wordt minder en het leven dat ze thuis hadden, komt door het geven van meer vrijheid weer deels terug.”